Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3353

Datum uitspraak2001-08-28
Datum gepubliceerd2001-09-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers314/2001 JJ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ter terechtzitting van 28 augustus 2001 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft de vordering bestreden.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALKMAAR KG nummer: 314/2001 JJ Uitspraak: 28 augustus 2001 De fungerend-president van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER IN KORT GEDING, procureur mr C.H. Boll, advocaat mr Th. van der Windt te Amsterdam, tegen: [gedaagde], verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zuyder Bos te Heerhugowaard, GEDAAGDE IN KORT GEDING, procureur mr R.P.H. de Granada, advocaat mr G.P. Hamer te Amsterdam. Partijen worden hierna genoemd [eiser] en [gedaagde]. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter terechtzitting van 28 augustus 2001 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft de vordering bestreden. Na verder debat hebben partijen pleitnotities en waaronder van beide pleitnotities en van de zijde van [eiser] de originele dagvaarding, overgelegd en vonnis gevraagd. De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK 1. De uitgangspunten 1.1 [gedaagde] is gedetineerd. 1.2 [eiser] is als [functie] werkzaam in het [ziekenhuis]. 1.3 Op 16 augustus 2001 heeft [eiser] in verband met kiespijnklachten aan de zijde van [gedaagde] laatstgenoemde behandeld in die zin dat bij [gedaagde] chirurgisch een kies werd verwijderd aan diens linker bovenkaak. 1.4 [eiser] stelt zich in een vinger te hebben gesneden met een van de instrumenten waarmee hij [gedaagde] behandelde waarna hij, in verband met vrees voor besmetting met het HIV virus, [gedaagde] heeft verzocht bloed af te staan voor een onderzoek naar een eventuele besmettingsgraad. 1.5 [gedaagde] heeft tot op heden die medewerking geweigerd, in hoofdzaak - buiten een beroep op een verbod tot schending van de integriteit van zijn lichaam - daartoe stellend dat hij vreest dat zijn bloed door justitie op onwettelijke en aldus op ongeoorloofde wijze zal worden gebruikt voor DNA-onderzoek in een tegen hem lopend strafrechtelijk onderzoek. 2. De vordering en de standpunten van partijen. [eiser] vordert, samengevat, bevel aan [gedaagde] tot medewerking aan bloedafname. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen in de door zijn raadsvrouw overgelegde pleitnotities is verwoord. [gedaagde] heeft de vordering bestreden, een en ander zoals in de door zijn raadsman overgelegde uitgebreide pleitnotities is gerelateerd. De inhoud van beide notities wordt als hier ingelast beschouwd. Voorzover nodig voor de beslissing zal hierna op de afzonderlijke standpunten uitdrukkelijk worden ingegaan. 3. De gronden van de beslissing 3.1 Vaststaat dat [eiser] in zijn hoedanigheid van kaakchirurg een verstandskies bij [gedaagde] heeft verwijderd en dat die verwijdering op zichzelf medisch noodzakelijk was. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] tegen deze medische ingreep bezwaar heeft gemaakt of zich daartegen heeft verzet of daaraan zijn medewerking heeft onthouden. 3.2 [eiser] stelt en [gedaagde] ontkent bij gebrek aan wetenschap dat tijdens deze ingreep [eiser] in zijn eigen vinger heeft gesneden en dat het bloed van [gedaagde] via deze wond in aanraking is gekomen met het bloed van [eiser]. Onder deze omstandigheid heeft de president geen reden om aan de professionele mededeling van [eiser] terzake van het incident bij de medische ingreep te twijfelen. 3.3 [eiser] stelt dat [gedaagde] gerekend kan worden tot de groep van personen met een verhoogd risico, gelet op eerder drugsgebruik en detentieverleden, dat [gedaagde] niet expliciet heeft ontkend. Om die reden stelt [eiser] vervolgens belang te hebben bij een op korte termijn uitvoeren van een onderzoek naar HIV-besmetting. Blijft zo'n onderzoek achterwege, dan zal [eiser] genoodzaakt zijn medicatie in te nemen, waarvan vaststaat dat de kans op ernstige en schadelijke bijwerkingen, mogelijk van langdurige aard, groot is. Indien het risico van het nodeloos innemen van deze medicatie kan worden vermeden, is dat in het levensbelang van [eiser]. 3.4 [gedaagde] van zijn kant voert als verweer dat aan [eiser] andere wegen openstaan om in een penitentiaire setting tot een gedwongen medische behandeling te komen. Dit verweer treft geen doel. De door [gedaagde] bedoelde mogelijkheid ziet op een gedwongen geneeskundige behandeling van [gedaagde] zelf en als zodanig is de afname van bloed voor onderzoek ten behoeve van de gezondheidstoestand van [eiser] niet aan te merken. 3.5 [gedaagde] heeft voor zijn weigering voorts een beroep gedaan op een schending van het beroepsgeheim door [eiser]. De president kan [gedaagde] hierin niet volgen. [eiser] heeft eerst getracht in onderling overleg [gedaagde] te bewegen tot medewerking aan de afgifte van bloed uitsluitend voor onderzoek in verband met een mogelijke besmetting van [eiser]. Door deze medewerking te weigeren heeft [gedaagde] zelf [eiser] in een conflict gebracht tussen de belangen van beide partijen en heeft [eiser], letterlijk uit lijfsbehoud, ervoor gekozen uitsluitend die informatie naar buiten te brengen die noodzakelijk is voor een oordeel van de president in dit kort geding. [eiser] heeft expliciet verklaard en [gedaagde] heeft dit niet ontkend dat [eiser] niet het gehele medische dossier van [gedaagde] in dit kort geding heeft overgelegd. 3.6 [gedaagde] voert voorts als verweer dat hij geen reden heeft iemand terwille te zijn. Dit verweer gaat niet op in de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, ook al is - zoals in het onderhavige geval - deze relatie van korte duur. Redelijkheid en billijkheid brengen in zo'n civielrechtelijke verhouding mee dat de patiënt zijn medewerking verleent aan het voorkomen van de noodzaak tot het treffen van ingrijpende maatregelen om de gezondheid van de arts te waarborgen. 3.7 [gedaagde] voert voorts aan dat zijn vertrouwen en dat van zijn raadsman in justitie en politie ernstig is geschokt en dat hij reeds om die reden gerechtigd zou zijn alle medewerking aan een bloedonderzoek te weigeren, aangezien het bloed dat hij ten behoeve van dit onderzoek zou afstaan misbruikt zou kunnen worden voor strafrechtelijk onderzoek. Ook dit verweer treft geen doel. Het [ziekenhuis] heeft schriftelijk een aantal toezeggingen gedaan van zodanige aard dat het onderzoek met maximale waarborgen ten behoeve van [gedaagde] zal worden omgeven. Dat kan het [ziekenhuis] ook doen gelet op het wettelijke medisch geheim waarop geneeskundigen en paramedisch personeel zich kunnen beroepen. Voorts heeft de behandelend officier van justitie expliciet te kennen gegeven dat het in dit kader af te geven bloed niet zal worden gebruikt voor het strafrechtelijk onderzoek. Onder deze omstandigheden acht de president de belangen van [gedaagde] voldoende gewaarborgd. 3.8 Tenslotte heeft [gedaagde] nog een beroep gedaan op zijn recht tot waarborging van zijn lichamelijke integriteit door de Grondwet en het Europese Verdrag. Op zichzelf is dit het meest zwaarwegende belang dat zich tegen de vordering zou kunnen verzetten. In het onderhavige geval staan daar tegenover de geenszins denkbeeldige kans op HIV-infectie en de daarmee samenhangende, ongeneeslijke, ziekte AIDS, respectievelijk medische ingrepen door middel van medicatie die weliswaar deze ziekte indammen maar niettemin blijvend ernstige nadelige gevolgen voor [eiser] kunnen meebrengen. Bij een belangenafweging tussen de gevorderde maar met uitgebreide waarborgen omgeven inbreuk op dit grondrecht van [gedaagde] en het levensbelang van [eiser] weegt naar het oordeel van de president het laatste belang het zwaarst. 3.9 Op grond van de vorenstaande overwegingen zal de president de vordering van [eiser] toewijzen. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure te dragen. 3.10 Opleggen van een dwangsom wordt overbodig geacht. DE BESLISSING De president: I. beveelt [gedaagde] om binnen 48 uren na betekening van dit vonnis mee te werken aan een bloedafname ten behoeve van een HIV-onderzoek; II. machtigt [eiser] bij gebreke van volledige voldoening van [gedaagde] aan voornoemd bevel de medewerking te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde]; III. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op f 540,53 aan verschotten en op f 1.550,- aan salaris van de procureur; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Gewezen door mr A.L. Croes, fungerend-president van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2001 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.